e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoed (alg.) hoed: hoot (Heek) hoed [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hȳjǝ (Heek) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef voet: vōt (Heek, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal noodstal: nwātštal (Heek) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Heek) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoepel reep: reip (Heek) hoepel [SGV (1914)] III-3-2
hoepelen repen: reipe (Heek) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoest hoest: hoos (Heek) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hoesten hoesten: hooste (Heek) kuchen [SGV (1914)] III-1-2
hommel hommel: hōmel (Heek) hommel [SGV (1914)] III-4-2