21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plèkkə (L328p Heel)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
(det hieet gein werdje).
wêrdje (L328p Heel)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
opmaken:
òpmáákə (L328p Heel)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21779 |
(kleine) zelfstandige |
eigen baas:
eigebaas (L328p Heel),
middenstander:
middesjtenjer (L328p Heel),
middestènjer (L328p Heel)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse (L328p Heel),
zich bots stoten:
zich boets stōōte (L328p Heel)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
kipsen?:
Vgl. Roermond Wb.: kips*, 1. vrouwenmuts (vero. 2. erg bijdehante, snibbige vrouw, feeks.
kipse (L328p Heel)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
zich boekke (L328p Heel)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamfieëst (L328p Heel),
naamsdaag (L328p Heel),
besteken:
besjteeke (L328p Heel)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
falie:
faalje (L328p Heel)
|
falie [SGV (1914)]
III-1-3
|
18210 |
[jasje] |
jas:
jas (L328p Heel)
|
Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)]
III-1-3
|