18647 |
huifkar |
huifkar:
hufkɛr (L328p Heel)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
17689 |
huig |
lelletje:
lèlkə (L328p Heel)
|
Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18876 |
huilen |
beuken:
bäöke (L328p Heel),
bèùkə (L328p Heel),
meer plat
beuke (L328p Heel),
brullen:
brulle (L328p Heel),
grijnen:
griene (L328p Heel),
grīēnə (L328p Heel),
janken:
janke (L328p Heel),
kermenieten:
kermeniete (L328p Heel),
meken:
meeke (L328p Heel),
zumpen:
zumpe (L328p Heel)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || huilen || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] || kermend, klagerig huilen || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19068 |
huilen, schreien |
grijnen:
griene (L328p Heel)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (L328p Heel)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshoaje (L328p Heel)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
dak-ratsj:
FSA, spielform, kabaal; ratsjen "krassen v vogels
daakratsj (L328p Heel),
huismus:
(hoes)mös (L328p Heel),
korenjood:
korendief
kòêrejoet (L328p Heel),
mus:
mus (L328p Heel),
mös (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23732 |
huiszegen |
huiszengel:
hoeszaengel (L328p Heel)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24173 |
huiszwaluw |
zwalg:
zjwalg (L328p Heel),
zwalg (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
huiszwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|