e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lek geworden verrateld: vǝrājǝlt (Heel) Een lek in een vat of ton wordt meestal veroorzaakt door uitdroging van het hout waardoor de banden los gaan zitten en de duigen en bodemplanken niet meer tegen elkaar aan sluiten. [N E, 52] II-12
lekkerbek fijnproever: fīēnpreuvər (Heel) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lende lende: linje (Heel, ... ) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lengtedoorsnede verticale doorsnede: vɛrtikālǝ dōršnēt (Heel) Een getekende, verticale doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205e] II-12
lenig gezwank: gezwank (Heel) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lintje (Heel), voorjaar: veurjaor (Heel), vroegjaar: vreugjaor (Heel) lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel gladjanus: gládjaanəs (Heel), loop: loep (Heel), luiszak: loeszak (Heel) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || geslepen persoon || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: liepel (Heel) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
lepelboor lepelboor: līǝpǝlbūǝr (Heel) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
leraar leraar: liejəraar (Heel) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1