e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderhaam onderhaam: oŋǝrhām (Heel) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhands onderhands: ongerhanjs (Heel) onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1
onderhemd hemd: ei sjoean humme (Heel), humme (Heel) hemd [SGV (1914)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3
onderkussen, peluw pulf: pøͅlf (Heel) peluw [SGV (1914)] III-2-1
onderlip onderlip: ŏngerlup (Heel), onderste lip: ungelste lup (Heel) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderwijzeres juffrouw: jufrouw (Heel) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1
onderzoek onderzoek: oongərzeuk (Heel) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
ondeugend, stout stout: sjtout (Heel) stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
ondeugende vrouw veeg: vaeg (Heel) ondeugd, alleen gezegd van een vrouw III-1-4
ondiep dreeg: dręi̯x (Heel) De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1