21362 |
roepen |
omroepen:
oomróópe (L328p Heel),
roepen:
roope (L328p Heel),
rope (L328p Heel)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
kraaien:
kręi̯ǝ (L328p Heel)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
24034 |
roeping |
roeping:
rooping (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
sik:
sek (L328p Heel),
sik (L328p Heel)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
sikje:
sikskǝ (L328p Heel)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
24236 |
roerdomp |
roerdomp:
roerdomp (L328p Heel)
|
roerdomp [SGV (1914)]
III-4-1
|
20610 |
roerom |
slemp:
sjlèmp (L328p Heel)
|
roerom; Hoe noemt U: Een gerecht dat bestaat uit meel, gekookt in water of melk, met stroop en vet opgediend (treot, potstroe, ruierom, potjebuul) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30668 |
roerstokje |
stekje:
štɛkskǝ (L328p Heel)
|
Stukje hout voor het doorroeren van de verf. [N 67, 53c; div.]
II-9
|
25088 |
roest |
roest:
ros (L328p Heel),
róós (L328p Heel)
|
roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25084 |
roesten |
roesten:
(Rosse wordt ook gebruikt bij woorden als; roskammen en voor ranselen).
rosse (L328p Heel)
|
roesten [SGV (1914)]
III-4-4
|