17642 |
stuitbeen |
staartschroef:
Als hervorming voor een onelegant meisje.
stertsjroef (L328p Heel)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
sty=uuve (L328p Heel)
|
stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
knab:
knap (L328p Heel)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
20847 |
suiker |
suiker:
sokker (L328p Heel)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sokǝrkrǫt (L328p Heel),
sukǝrkrǫt (L328p Heel)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20543 |
suikerklontje |
klontje:
kluntjə (L328p Heel)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikeroom:
sokkeroeme (L328p Heel),
sŏkkeroeame (L328p Heel)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
sokkertant (L328p Heel),
sŏkkertant (L328p Heel)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23590 |
suisse |
suisse (fr.):
swies (L328p Heel)
|
De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17735 |
suizen van de oren |
suizen:
soeze (L328p Heel),
tuiten:
toete (L328p Heel)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|