e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teek teek: teek (Heel) teek [DC 30 (1958)] III-4-2
teelballen, testes ballen: balǝ (Heel), kloten: klōǝtǝ (Heel) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid schacht: šaxt (Heel) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teen teen: tieen (Heel), tieən (Heel), tīēēn (Heel, ... ) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
teerkwast bokkepoot: bukǝpuǝt (Heel) Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d] II-9
tegen de bal schoppen trappen: trappe (Heel) Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
tegen de draad in schaven tegen de draad in schaven: tīǝŋǝ de drǭt˱ en šāvǝ (Heel) Tegen de richting van de houtvezels schaven. [N 53, 115] II-12
tegen de draad inschuren tegendraads schuren: tīǝŋǝdrǭts šūrǝ (Heel) Het hout tegen de richting van de houtvezels schuren. [N 53, 155f] II-12
tegenvaller <omschr.> de boks scheuren: də books sjèùrə (Heel) een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)] III-3-1
tekenaar tekenaar: tęjkǝnīǝr (Heel) De persoon die de werktekeningen maakt. [N 53, 205c] II-12