17859 |
tollen |
rondtirvelen:
roondjtirvələ (L328p Heel)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25267 |
ton, maat van 1000 liter |
ton:
tŏŏn (L328p Heel)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1000 liter [wisse, zak, mud, vat, ton] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22658 |
toneelspel |
toneelstuk:
toͅnēlsjtøͅk (L328p Heel)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten kijken:
laote kīēkə (L328p Heel),
tonen:
tuine (L328p Heel)
|
tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
tong (L328p Heel),
tŏng (L328p Heel)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
toong (L328p Heel)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34649 |
tonneau |
tonneau:
tǝnō (L328p Heel)
|
Laag tweewielig rijtuigje voor vier personen met banken in de lengte van de bak en een achteringang. Het heeft vrij hoge wanden met afgeronde hoeken, waardoor het op een ton lijkt, en het is volledig open. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 7; N G, 51; monogr.]
I-13
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
toeanbank (L328p Heel),
tōēənbánk (L328p Heel)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
30584 |
torengoud |
dubbel bladgoud:
dø̜bǝl blāt˲gǫwt (L328p Heel)
|
Bladgoud zoals dat bijvoorbeeld voor het vergulden van de haan van de kerktoren wordt gebruikt. Het is volgens de invuller uit L 267 dikker in doorsnede dan normaal bladgoud. [N 67, 11c]
II-9
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
toeerehaan (L328p Heel),
waerhaan (L328p Heel),
windjhaan (L328p Heel)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|