e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vissen vissen: vèsse (Heel) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vissnoer visviem: veͅsvīm (Heel) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst vangst: vangst (Heel) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaaienvulling kuis: kuies (Heel) vlaaienvulling III-2-3
vlaaischotel vlaaienschotel: flaaijeschóttel (Heel), flaaijesjóttel (Heel) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaamse gaai markolf: merkhof (Heel), merkof (Heel), mèrkhòf (Heel), merkop: merkop (Heel) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai III-4-1
vlag vaan: vaan (Heel, ... ) vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1
vlak, gelijk vlak: vlaak (Heel) vlak [SGV (1914)] III-4-4
vlakbank vlaktebank: vlaktǝbaŋk (Heel) Schaafmachine waarmee hout aan één zijde mechanisch vlak geschaafd kan worden. De vlakbank bestaat uit een gietijzeren frame waarop een van twee of meer beitels voorziene as is gemonteerd. Zie ook afb. 53. [N 53, 85b] II-12
vlaktex vlakke, de -: də vlāākə (Heel) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4