31351 |
voetjespasser |
voetjespasser:
vø̄tjǝspasǝr (L328p Heel)
|
Passer met rechte passerbenen die aan het uiteinde naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenwerkse maat van voorwerpen op te meten. Zie ook afb. 108 en het lemma ɛvoetjespasserɛ in Wld II.11, pag. 60.' [N 53, 193c]
II-12
|
17778 |
voetzool |
zool:
zaol (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L328p Heel)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L328p Heel),
vogel (mv.):
veugel (L328p Heel)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
33620 |
vogelverschrikker |
vogelverschrikker:
vogelversjrikker (L328p Heel)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
18229 |
voile |
voiletje (<fr.):
vèùlkə (L328p Heel)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (L328p Heel)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
21769 |
volkswijsheid |
gezegde:
gezègkdje (L328p Heel),
zegswijs:
zègkswies (L328p Heel)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "morgenstond heeft goud in de mond"? [volkswijsheid] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
23585 |
volkszang |
volkszang:
volkszang (L328p Heel),
volkszangk (L328p Heel)
|
Volkszang, samenzang van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
volle aaflaot (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|