27335 |
boren |
boren:
bǭrǝ (L328p Heel)
|
[N 53, 180a; monogr.]
II-12
|
21302 |
borg |
borg:
Opm. betekent ook: karbodem, draagbaar.
börg (L328p Heel)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
21879 |
borgen |
borgen:
bòrgə (L328p Heel)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
drupje:
dröpkə (L328p Heel)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
bòrələ (L328p Heel),
daar komen blazen op:
doa komme bloazen op het water (L328p Heel),
wellen:
wèèllə (L328p Heel)
|
bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19497 |
borstel |
borstel:
bustel (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
pannenborstel:
pannebustel (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
pannenspons:
van staaldraad
pannespŏns (L328p Heel),
schrobbertje:
sjrubberke (L328p Heel),
strobbel:
een afgesleten rijsbeem Verklw. strübelke
stroebel (L328p Heel)
|
andere soorten borstels [DC 15 (1947)] || borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
stekelhaar:
sjtekelhaor (L328p Heel)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
Vrouwenborst: mem
borst (L328p Heel),
borstkas:
boorstkas (L328p Heel)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
scholkje:
šø̜lkskǝ (L328p Heel),
schootje:
šø̄tjǝ (L328p Heel)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
borstrēm (L328p Heel)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|