23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aansjtaeke (L328p Heel),
kaesse aansjtaeke (L328p Heel)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
doven:
kaesse douve (L328p Heel),
uitmaken:
kaese oetmake (L328p Heel)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
høͅfə (L328p Heel)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gēvə (L328p Heel)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schieten:
sjētə (L328p Heel),
schudden:
sjøͅdə (L328p Heel)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjteeke (L328p Heel)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
kirkgank doon (L328p Heel),
de kerkgang houden:
kirkgank haoje (L328p Heel)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32288 |
de kim kappen |
aankappen:
ānkapǝ (L328p Heel)
|
Met behulp van een dissel een kim kappen. [N E, 33; N E, 32b]
II-12
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kruutswaeg baeje (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) strijken:
štrīkǝ (L328p Heel)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|