e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oom nonk: nónk (Heer) oom [SGV (1914)] III-2-2
oor oor: oer (Heer), u.rən (Heer) oor [DC 01 (1931)] || oren [RND] III-1-1
oorlel oorlel: oerlel (Heer) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
oorveeg oorveeg: oerveig (Heer, ... ) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
op de loop gaan op de loop gaan: ŏp de lūīp goon (Heer) op de loop gaan [SGV (1914)] III-1-2
op de markt verkopen de markt doen: de merrət doen (Heer) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op stelten lopen op stelten lopen: ŏp schtĕlte loupe (Heer) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
ophouden met het werk ophouden: ŏphauwe (Heer), uitscheiden: ōētschēīe (Heer) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opklaren weer opklaren: ⁄t kloart weer op (Heer) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opmaken opmaken: gɛ.lt upma:kə (Heer), opmākə (Heer) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1