e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ploegslede, egslede sleephout: šlęi̯phǫu̯t (Heer) Dit lemma bevat de benamingen voor zowel het wagentje, de slede of een combinatie van beide, waarop men de ploeg en/of de eg naar het land vervoerde, als de kleine slede of het wielenstel c.q. het wieltje dat men onder de ploegzool van een karploeg, zoals de latere wentelploeg (wentelploeg), aanbracht om deze over de weg te kunnen verplaatsen. [N 11, 77a + b; N 11A, 101a + b; N 18, 144; N J, 9; JG 1a + 1b + 1d + 2c; JG 2a-1, 5; monogr.] I-1
ploegvoor akkervoor: akǝr[voor] (Heer), voor: vǭr (Heer) Onder ploegvoor wordt verstaan de lange, rechte geul die telkens ontstaat wanneer de ploeg een strook aarde lossnijdt en naar links of naar rechts omkeert: de open voor dus tussen het reeds geploegde en het nog te ploegen deel van de akker in. Vaak worden de ploeggeul en de daaruit afkomstige, omgekeerde aarde als één geheel gezien. Het woord voor of voord is derhalve niet alleen op de open voor van toepassing, maar meestal ook op de daaruit opgeploegde reep aarde ernaast (zie het volgende lemma). De termen ploegvoor, akkervoor en bouwvoor, die voor de betrokken plaatsen - meestal naast voor - werden opgegeven n.a.v. N 11, 58 "de gewone voor die bij het ploegen telkens ontstaat", zijn misschien ook of eerder op te vatten als benaming voor de regelmatig, geploegde bovenlaag van de akker (zie het lemma bouwvoor). Opgaven waarmee een greppel of een vaste, als loop- of als afwateringsgeul gebruikte voor bedoeld wordt, zijn in dit lemma niet opgenomen. [N 11, 58; N 11A, 129d; N P, 11a; JG 1a + 1b; A 18, 1a; L 8, 63; L 24, 27; S 41; Wi 4 + 15; GV, Ml; div.; monogr.] I-1
plukken plukken: plökke (Heer) plukken [SGV (1914)] III-1-2
plukken, van fruit plukken: plökke (Heer) plukken [SGV (1914)] I-7
poel, plas poel: peul (Heer) poelen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
poffen op de pof gelden: Opm. de o (van pof) kort uitspreken als losse klinker.  op də pof (Heer), op de pof kopen: Opm. de o (van pof) kort uitspreken als losse klinker.  op də pof (Heer) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
poken ragelen: rōͅxələ (Heer) poken [SGV (1914)] III-2-1
pollepel soeplepel: soplepəl (Heer) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
pols pols: pols (Heer) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
pompen van de meikever tellen: Endepols  telle (Heer) Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2