21263 |
motor |
moter:
motər (Q105p Heer),
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q105p Heer)
|
motor [RND] || motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q105p Heer)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motregə (Q105p Heer),
muggenpis:
möggepis (Q105p Heer)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
fiezele (Q105p Heer),
fiezələ (Q105p Heer)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mout (Q105p Heer)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw (Q105p Heer)
|
mouw [SGV (1914)]
III-1-3
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
muulkes (Q105p Heer)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (Q105p Heer)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muis (Q105p Heer)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
mouze (Q105p Heer),
Endepols
mouze (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|