e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zwarte rouwkous treurhoos: troerhoase (Heerlen), zwarte hoos: schwatte hoase (Heerlen) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durfal kadee: kàddèj (Heerlen) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven durven: dorve (Heerlen), durve (Heerlen, ... ), cf. WNT s.v. "dorven"; zie durven  dorve (Heerlen) durven [SGV (1914)] || durven, wagen III-1-4
dutje hazenslaap: hààzəsjlòəp (Heerlen) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: dūūr (Heerlen), prijzig: prīēzich (Heerlen) veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: dĕŭje (Heerlen), dèùüjə (Heerlen) duwen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
dwangbuis dwangjak: tswánkjàk (Heerlen) een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbalk biels: bĭĕlzə (Heerlen), schwelle (du.): Van Dale: Schwelle, 1. drempel, dorpel; -2. biel(s), dwarsligger; -3. (terrein)verhoging.  sjwèllə (Heerlen) de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1
dwarsbouwers wilde werkers: (enk)  welǝ węrkǝr (Heerlen) Bijen die dwars of kruisgewijze door de korf heen bouwen. [N 63, 17d; N 63, 17c] II-6
dwarsdrijven dwarsdrijven: dwääschdrieve (Heerlen) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4