e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssnoer halsketting: halsketting (Heerlen), halssnoer: haossjnoor (Heerlen), kraal: kràl (Heerlen), kraaltje: krèlkə (Heerlen), kralenketting: kràlləkétting (Heerlen) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || collier || halssnoer III-1-3
halster halter: haltǝr (Heerlen), stalhalster: štālhalstǝr (Heerlen) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] I-10
halve frank half frankje: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld, omdat er geen spellingssysteem vermeld staat). Boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  ’n hŏf frän`gske (Heerlen), halve frank: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld, omdat er geen spellingssysteem vermeld staat). Boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  ’ne hŏve fran~g (Heerlen) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve gulden halve gulden: ’ne hoave gölle (Heerlen), Opm. korte ui-klank.  inne houve guille (Heerlen) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve huid helft: hęlǝf (Heerlen) De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10
halve maan, eerste kwartier halve mond (du.): haovə mònt (Heerlen) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve pint, kwart liter, maat schopje: sjöpkə (Heerlen) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve rug dosset: dosɛt (Heerlen) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b] II-10
halve steen halve steen: hǭvǝ štē (Heerlen), hǭǝvǝ štē (Heerlen) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve stuiver halve stuiver: inne houve schtuuver (Heerlen), knabje: knepke (Heerlen), merk: ’n merk (Heerlen) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1