e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingweide honingwei: hūneŋwej (Heerlen) Plaats waar veel honinggevende planten staan. [N 63, 49; Ge 37, 80; monogr.] II-6
honingzeef honingzeef: huǝneŋzēf (Heerlen) Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.] II-6
honingzemerij honingzemerij: huǝneŋzēmǝrej (Heerlen) Honingverwerkingsbedrijf. Bedrijf waar de ruwe honing door persen, zeven en zuiveren tot eetbare honing wordt gemaakt. Veelal is er sprake van een coōperatief verband van bijenhouders. [N 63, 117; monogr.] II-6
hoofd hoofd: heujer (Heerlen), heut (Heerlen, ... ), huit (Heerlen), kop: a gene kop (Heerlen), kop (Heerlen, ... ), köp (Heerlen), ich schloan dich op der...  kop (Heerlen) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] || voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd (spotnamen) aardappel: erpel (Heerlen), bolles: bulles (Heerlen, ... ), bölles (Heerlen), gevreet: gevrèèt (Heerlen), karoet: karoët (Heerlen), kobbes: koeëbes (Heerlen), waterkop: waterkop (Heerlen) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd ventilator schachtventilator: [schacht]vɛntǝlātǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofddoek kopdoekje: kopdeukschke (Heerlen), plag: plak (Heerlen, ... ), plaggetje: plekschke (Heerlen) hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkaas flubbes: flöbbes (Heerlen), hoofdkaas: heut kies (Heerlen, ... ), heutkies (Heerlen, ... ), hø̄tkiəs (Heerlen, ... ), Verklw. heutkieëske  heutkieës (Heerlen, ... ) Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] || Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] || hoofdkaas [SGV (1914)] || Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] || zult || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Heerlen) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdluis grieks, een: griekse (mv.) (Heerlen), kiem: kiemme (mv.) (Heerlen), luis: loes (Heerlen), afwijkend van Veldeke  luus (Heerlen), afwijkend van Veldeke Additie bij vraag 12a: slim (in tegenstelling tot loes = luis)  loeës (Heerlen), afwijkend van Veldeke gerekte oe-klank in tegenstelling met loe?s = slim  loes (Heerlen), poes: pose (mv.) (Heerlen) luis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2