e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kind (algemene benaming) kind: keent (Heerlen), kink (Heerlen, ... ), poet: poet (Heerlen) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kind (troetelnaam) mannetje: mènkə (Heerlen), muiltje: mŭŭlkə (Heerlen), schatje: sjàtjə (Heerlen), schelmpje: sjèlləmkə (Heerlen), snobeltje: sjnŭŭbbəlkə (Heerlen), vrouwtje: vröjkə (Heerlen), vröwkə (Heerlen) het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)] III-2-2
kinderfluitje fluit: fleut (Heerlen, ... ), kinderfluitje: kīŋərfløͅtjəs (Heerlen), toet: (Lange oe.) Zie trùt.  toet (Heerlen), treut: vgl. toet, alles waarop de jeugd toetert: zie trùt.  trùt (Heerlen) Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] || Alles waarop de jeugd toetert. || Fluit. || Kinderspeelgoed. III-3-2
kinderkleren kinderkleren: kingerkléjer (Heerlen), kindskleren: kingskléjer (Heerlen) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen kinderscholkje: kingerschulkschke (Heerlen) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinderzang kindergezang: kīŋərgəzaŋk (Heerlen) het zingen van kinderen [gelots] [N 90 (1982)] III-3-2
kinds verkindst: vərkinsj (Heerlen, ... ) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)] III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Heerlen) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoos (Heerlen) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kinnebak kinnebak: kinnebakke (Heerlen) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1