e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knappen springen: sjprīngə (Heerlen) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen kniersen: knîêsjə (Heerlen), knoersen: knôêsjə (Heerlen), snerpen: sjnĭĕrpə (Heerlen) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht knecht: inne neuje knech (Heerlen) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht voor het ondergronds toilet kiebelmajoor: kibǝlmajōr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) De man die ondergronds de W.C.-tonnen moest verwisselen. [monogr.; N 95, 77 add.] II-5
knecht, algemeen bouwknecht: bǫu̯knɛx (Heerlen), dienstknecht: dēnsknɛxt (Heerlen), knecht: knɛx (Heerlen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knaǝi̯ǝ (Heerlen), knē̜i̯ǝ (Heerlen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen knellen: knelle (Heerlen), knijpen: Voor knellende kledij gebruikt men sjnàlle, sjtrémme.  knīēpə (Heerlen) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen duwen: dujjə (Heerlen), pitsen: pitsjə (Heerlen) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
knepper, petard knepper: knɛpǝr (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]) Schietgat dat geladen is met één patroon. Een "knepper" wordt voornamelijk gebruikt om een harde brok gesteente van kleine omvang te verbrijzelen. Wat betreft het woordtype "pétard", deze term wordt volgens de studies van Defoin en Vanwonterghem weliswaar onder andere ook omschreven als "hulpschot", maar wordt volgens Haust (pag. 159) toch vooral in de hierboven beschreven betekenis gebruikt: "petite mine de cm 30 à cm 40 de profondeur, servant à dégager la roche. [N 95, 440; monogr.; Vwo 594] II-5
kneu vlamsijske: vlamsieske (Heerlen), vlasvink: vlasvink (Heerlen) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1