e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laadwagen laadschup: lātšøp (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), lātšø̜p (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), laadwagen: lātwāgǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), l˙ātw˙ān (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), scheplaadwagen: šø̜plātwān (Heerlen  [(Emma)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), šɛplātwāgǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Mechanisch aangedreven machine waarmee bij de aanleg van steengangen en galerijen de losgeschoten of losgehakte stenen in mijnwagens kunnen worden geladen. De woordtypen "eimco" (Q 35), "eimcowagen" (Q 121) en "sullivan" (Q 121) hebben betrekking op laadwagens, genoemd naar de fabrikant. [N 95, 830; N 95, 833; N 95, 834; monogr.; div.; Vwo 388; Vwo 389; Vwo 460; Vwo 695] II-5
laag grond laag: (schiecht).  loâg (Heerlen) laag (znw.) [SGV (1914)] III-4-4
laag schoven op de wagen ring: reŋk (Heerlen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Heerlen) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker slond: šlōnt (Heerlen) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker dal: dāl (Heerlen), del: dɛl (Heerlen), kuil: kul (Heerlen), lok: loak (Heerlen) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: ligdǝ (Heerlen) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) stevel: schtieëvel (Heerlen), Zie ook sjtieëvel. Zie ook afb. p. 421.  sjtivvel (Heerlen), Zie ook sjtivvel. Zie ook afb. p. 421.  sjtieëvel (Heerlen) laars || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie stevel: stievele (Heerlen), štīvələn (Heerlen) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
laarzenschacht schacht: schag (Heerlen), stevelschacht: schtieëvelschag (Heerlen) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3