e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landstreek gegend (du.): gêêgənt (Heerlen), (Hgd ???).  in dees gägend (Heerlen), streek: in dees schtriek (Heerlen), sjtrîêk (Heerlen) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang ruw haar rond buik en uier duiverhaar: dȳvǝrhǭr (Heerlen  [(vervorming van duivelshaar)]  ) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
langbenig paard klepper: klɛpǝr (Heerlen), kluppel: kløpǝl (Heerlen) [N 8, 20 en 62i] I-9
langboom van de wagen langwagen: laŋkwāgǝ (Heerlen) Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr] I-13
lange bouwladder lange ledder: laŋǝ lɛdǝr (Heerlen), steigerledder: [steiger]lɛdǝr (Heerlen) Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.] II-9
lange broek boks: bōksch (Heerlen), lange broek: lang brook (Heerlen) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange dunne tak gard: WBD/WLD  gêêt (Heerlen) Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)] III-4-3
lange neus lange neus: làng nààs (Heerlen), tul: tŭŭl (Heerlen) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] III-1-1
lange onderbroek? onderboks: oongebōksch (Heerlen), onderbroek: oongerbrook (Heerlen) onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange tijd toer: tōēr (Heerlen) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4