| 22400 |
loten |
loten:
lōͅətə (Q113p Heerlen)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 25247 |
loteren, los zitten |
hoddelen:
hòddələ (Q113p Heerlen)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 22599 |
loterij |
loterij:
NB loatereibreefke: loterijbriefje.
loaterei (Q113p Heerlen)
|
Loterij.
III-3-2
|
| 21194 |
luchtballon |
ballon:
bàllóng (Q113p Heerlen),
luchtballon:
lóchbàllóng (Q113p Heerlen),
luchtschip:
lóchsjip (Q113p Heerlen)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 30083 |
luchtbel |
loftbel:
lof˱bɛl (Q113p Heerlen)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
| 24998 |
luchtbel in water |
bobbel:
bŏĕbbəl (Q113p Heerlen)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 28169 |
luchtcirculatie |
ventilatie:
ventilatie (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
De circulatie van de lucht door de ondergrondse werken. [N 95, 210]
II-5
|
| 27211 |
luchtdeur |
wetterdeur:
wętǝrdȳǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
wɛtǝrdyǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862]
II-5
|
| 28186 |
luchtdoorhouw, luchtdoortocht |
lochtdoorslag:
loxdørxšlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
wetterdoorslag:
wętǝrdørxšlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Kleine mijngang in de koollaag die uitsluitend dient voor ventilatiedoeleinden. [N 95, 217; N 95, 182; N 95, 538; monogr.; Vwo 486; Vwo 490]
II-5
|
| 28047 |
luchthamer |
afbouwhamer:
afbǫwhamǝr (Q113p Heerlen
[(Maurits)]
[Wilhelmina]),
āfbǫwhamǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
hamer:
hamǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
schraamhamer:
šrø̜ǝmhamǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De door samengeperste lucht aangedreven hamer waarmee de houwer in de pijler de steenkool delft. [N 95, 808; monogr.; N 95, 760 add.; Vwo 30; Vwo 487; Vwo 598; Vwo 603; div.]
II-5
|