33700 |
moeras |
moer:
mūr (Q113p Heerlen),
moeras:
muras (Q113p Heerlen),
prats:
pratš (Q113p Heerlen),
ven:
ven (Q113p Heerlen),
vuilwammes:
vūǝlwamǝs (Q113p Heerlen),
zomp:
zomp (Q113p Heerlen)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33608 |
moerbei |
moelbeer:
moelbier (Q113p Heerlen)
|
moerbei [SGV (1914)]
I-7
|
28626 |
moerkooitje |
koninginnekooitje:
koninginnekooitje (Q113p Heerlen)
|
Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.]
II-6
|
28627 |
moerkorf |
moerkorf:
mōrkø̜rf (Q113p Heerlen)
|
Lege korf met een paar stukjes raat, waarin behalve de pijpjes met reservekoninginnen ook een nazwermpje gestoten wordt. De bijen die geen moer hebben, verzorgen de koninginnen in hun huisjes. [N 63, 100b; monogr.]
II-6
|
28493 |
moerloos |
moerloos:
mūrlōs (Q113p Heerlen)
|
Staat van een bijenvolk waarbij er geen koningin is. De imker zal er alles aan doen om deze moerloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen. [N 63, 60a; Ge 37, 46]
II-6
|
31532 |
moersleutel |
schroevensleutel:
šruvǝšlȳǝtǝl (Q113p Heerlen)
|
In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.]
II-11
|
33556 |
moestuinx |
gaarde:
gār (Q113p Heerlen),
gāt (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
hof:
hoͅf (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
moeshof:
moashof (Q113p Heerlen),
mōshoͅf (Q113p Heerlen)
|
[DC 03 (1934)] [N P (1966)] [SGV (1914)]moestuin
I-7
|
19078 |
moeten |
moeten:
mòtte (Q113p Heerlen),
mótte (Q113p Heerlen)
|
moeten [SGV (1914)]
III-1-4
|
27802 |
moetlijn |
moetlijn:
moetlijn (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
mutliŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Eisden]),
mutlɛjn (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma])
|
Merkteken op de stijlen aan de beide zijwanden van steengangen, galerijen etc. door de mijnmeters aangebracht, dat onder meer dient als hulpmiddel om mijnsporen op de juiste hoogte te brengen. [N 95, 708; N 95, 856 add.]
II-5
|
20596 |
moezen |
pratsen:
prátsche (Q113p Heerlen)
|
moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|