e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spek spek: spek (Heerlen) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spekhaak vleeshaak: vlēšhø̄ǝk (Heerlen) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
speklaag speklaag: špɛklǭx (Heerlen) Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.] II-9
spekpannenkoek spekkoek: schpekkook (Heerlen), Eigen syst.  sjpekkok (Heerlen) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spel spel: sjpil (Heerlen) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
speld spang: sjpang (Heerlen), špaŋ (Heerlen) 1. spang; - 2. speld || Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7, III-1-3
speldenkussen spangenkussen: špaŋǝkøsǝ (Heerlen) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) hellen: Peejtje helle, paardje spelen.  helle (Heerlen), spelen: sjpieële (Heerlen) Spelen. III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Heerlen), spelletje: sjpilke (Heerlen) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spelt spelt: špɛlt (Heerlen) Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15] I-4