e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bochel hoge rug: hoeëge ruk (Heerlen), pokkel: poekel (Heerlen, ... ), pøkkel (Heerlen, ... ) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] III-1-2
bochtstuk bocht: box (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), krommer: krømǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308] II-5
bod bod: bót (Heerlen) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
bodem bodem: bǭm (Heerlen) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
boek boek: book (Heerlen) boek [SGV (1914)] III-3-1
boeket struis: sjtroes (Heerlen), wis: WBD/WLD  wösj (Heerlen) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] || ruiker III-4-3
boekpens bl√§ttermaag: blɛtǝrmāx (Heerlen), boek: bōk (Heerlen), koningskop: kø̄nǝŋskǫp (Heerlen) De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c] I-11
boekweit boekweit: bōkǝs (Heerlen), bōkǝt (Heerlen), ekkige: ekkige (Heerlen) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitskoek: (bokesschfrüfke).  bokeskook (Heerlen) boekweiten koek [SGV (1914)] III-2-3
boenwas boenwas: boenwas (Heerlen, ... ) de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)] III-2-1