e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstuiken verstuiken: verschtøkt (Heerlen) verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
versuikeren kristalliseren: krestalizērǝ (Heerlen) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
verteerde mest korte mest: kótǝ [mest] (Heerlen) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertinborstel plets: plɛtš (Heerlen), schouw(e)stek: šǫwǝštɛk (Heerlen), vertinplank: vǝrtenplaŋk (Heerlen) Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.] II-9
vertrouwen trouwen: trówwə (Heerlen, ... ), vertrouwen: vərtrówwə (Heerlen, ... ) iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
vertuieren wegspannen: wɛxšpanǝ (Heerlen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
vervaldag vervaldag: vervaldaag (Heerlen) betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)] III-3-1
vervanger remplaant (fr.): rèmplàsàng (Heerlen) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
verveeld verveeld: verveld (Heerlen) verveeld III-1-4
vervelend werk fiemelswerk: fĭĕməlswérk (Heerlen), piemelswerk: pĭĕməlswérk (Heerlen) vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4