e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vissnoer lijn: līn (Heerlen), snoer: sjnōr (Heerlen) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst roffel: rufəl (Heerlen) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vizier gaasvenster: gāsvenstǝr (Heerlen) Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.] II-6
vla pudding: Verklw. boedingsjke  boeding (Heerlen) vla III-2-3
vlaai vla: vla (Heerlen), Eigen syst.  vla (Heerlen), Verklw. vleëke  vla (Heerlen), vladem: Verklw. vleëmke  vlaam (Heerlen) vla || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel toeslag: toowschlaag (Heerlen), (korte oo-klank).  toowschlaag (Heerlen), Eigen syst.  tŏwsjlaag (Heerlen) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg leddertjesvla: ledderkesvla (Heerlen), Eigen syst.  ledderkesvla (Heerlen), linzenvla: linzevla (Heerlen), taart: toeët (Heerlen) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: schpieës (Heerlen), spies (Heerlen), Eigen syst.  sjpies (Heerlen) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaischotel vlaaischotel: flaaisjootel (Heerlen), vlaschotel: flaaschóttel (Heerlen), vlaaschottel (Heerlen), vlaaschóttel (Heerlen), vlaasjottəl (Heerlen), vlaschôttel (Heerlen), vlasjóttel (Heerlen) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams verband vlaams verband: vlāms ˲vǝrbant (Heerlen), vlāms ˲vǝrbaŋk (Heerlen), vlāmš ˲vǝrbaŋk (Heerlen) Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.] II-9