e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
volk (mensen) lui: lyj (Heerlen) volk [RND] III-3-1
volk (natie) natie: nāsjə (Heerlen), nation (du.): nātsijūən (Heerlen), volk: voͅlk (Heerlen) de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)] III-3-1
volle maan volle maan: volle moan (Heerlen), volle mond (du.): vòllə mònt (Heerlen) schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)] III-4-4
volle wagen volle: volǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), vǫlǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), volle wagen: vǫlǝ wān (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) [N 95, 673b; monogr.] II-5
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: biǝr (Heerlen), bīr (Heerlen) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
volwassen, volgroeid uitgewassen: ōētgəwássə (Heerlen), volwassen: vólwássə (Heerlen) volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)] III-2-2
vonderbalk, pasbrug vonderbalk: vonderbalk (Heerlen) De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22] II-3
voogd momber: veroud.  momber (Heerlen), voogd: vooch (Heerlen), vóócht (Heerlen), voormonder: vûûrmungər (Heerlen), vürmunger (Heerlen), vgl Du. Vormund voogd  vuermunger (Heerlen) iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)] || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voor de gek houden kloten: kloeëte (Heerlen), kullen: kulle (Heerlen, ... ), köllə (Heerlen), neuken: neùke (Heerlen), verneuken: vərnêûkə (Heerlen), wekken: wèkkə (Heerlen) een poets bakken || foppen || op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)] III-1-4
vooraanstaande wichtige: wĭĕchtichə (Heerlen) een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)] III-3-1