25401 |
de huid oprollen |
oprollen:
ōprǫlǝ (Q113p Heerlen)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
22389 |
de kaarten couperen |
afnemen:
āfnømə (Q113p Heerlen),
kippen:
køͅpə (Q113p Heerlen)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gēͅvə (Q113p Heerlen)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
mischen (du.):
misjə (Q113p Heerlen),
stoten:
sjtūətə (Q113p Heerlen)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjtēͅkə (Q113p Heerlen)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
opslaan:
ǫpšlǭ (Q113p Heerlen)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitschachten:
dǝr kęldǝr ūtšaxtǝ (Q113p Heerlen)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
27674 |
de kleerhaak laten zakken |
de haak op- en aflaten:
dǝr hoak op ɛn āfloatǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
[N 95, 56 add.]
II-5
|
28624 |
de koningin knippen |
knippen:
knepǝ (Q113p Heerlen)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
tekenen:
tēkǝnǝ (Q113p Heerlen)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|