19273 |
gelukken |
gelukken:
gəlökkə (Q113p Heerlen),
lukken:
lökkə (Q113p Heerlen),
slagen:
sjlààgə (Q113p Heerlen)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
geluksvoeëgel (Q113p Heerlen),
gəlöksvôêgəl (Q113p Heerlen)
|
geluksvogel || iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gerief:
gereef (Q113p Heerlen)
|
gerief, gemak
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
bequem (du.):
bekwie͂m (Q113p Heerlen),
einfach (du.):
einfach (Q113p Heerlen),
gemakkelijk:
gemekkelek (Q113p Heerlen),
gemekkelig (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
gemekkelik (Q113p Heerlen),
gemäkkelich (Q113p Heerlen),
gəmèkkəlich (Q113p Heerlen),
handig:
hèndich (Q113p Heerlen),
licht:
lóch (Q113p Heerlen),
op zijn gemak:
op zie gemaak (Q113p Heerlen)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
gezeefd meel:
gǝzēft męǝl (Q113p Heerlen)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
ongezeefd meel:
ongǝzēft męǝl (Q113p Heerlen)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastəloͅəvəsgeͅk (Q113p Heerlen)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
bijv.
gemeen (Q113p Heerlen),
laag:
lêêch (Q113p Heerlen),
ordinair:
bijv.
ordenär (Q113p Heerlen)
|
gemeen [SGV (1914)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeente (Q113p Heerlen)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gəmeentəbəlasting (Q113p Heerlen)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|