29922 |
handlangeren |
handlangeren:
haŋklɛŋǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (Q113p Heerlen),
palm van de hank (Q113p Heerlen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28010 |
handpijler |
handpijler:
hantpęjlǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
haŋkpęjlǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
handstreb:
hantštrēp (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarin de steenkool met behulp van de luchthamer wordt gewonnen. Zie ook het lemma Mechanische Pijler. [N 95, 281; monogr.]
II-5
|
31440 |
handschaar |
plaatscheer:
plātšīǝr (Q113p Heerlen)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
31441 |
handschaar voor boogvormige sneden |
kromme scheer:
kromp šīǝr (Q113p Heerlen
[(E)]
)
|
In het algemeen een handschaar waarmee men boogvormige sneden kan maken. De bekken en de benen van dit type schaar kunnen diverse vormen hebben. Zie ook afb. 138. Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb.138. [N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a]
II-11
|
25609 |
handschieter |
scheutel:
šȳǝtǝl (Q113p Heerlen)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
heusche (Q113p Heerlen),
höösch (Q113p Heerlen),
höösche (Q113p Heerlen),
Zie ook afb. p. 325.
häösj (Q113p Heerlen),
hands:
(mv)
hø̜šǝ (Q113p Heerlen)
|
De handschoen die ter bescherming van de handen wordt aangetrokken bij het behandelen van de bijen. [N 63, 75a; monogr.] || handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
II-6, III-1-3
|
27545 |
handschoen, handbeschermer |
handbeschermer:
hantbǝšɛrmǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV / Emma)]
[Maurits]),
haŋkbǝšɛrmǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Julia]),
hands:
hø̄š (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Wilhelmina]),
handschoen:
hantšōn (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Handschoen of handbeschermer. Er zijn werkzaamheden waarbij handbeschermingsmiddelen moeten worden gedragen zoals bij ijzertransport en andere waarbij het verboden is om deze middelen te dragen, zoals bij draaiende boren, werken aan bewegende delen van machines of aan- en afkoppelen van wagens (MBK V pag. 139). Lauraders moeten bij hun werk handschoenen dragen. [N 95, 882; N 95, 883]
II-5
|
19901 |
handvat |
handvat:
hankvat (Q113p Heerlen),
hengel:
Verklw. hingelke
hingel (Q113p Heerlen),
oor:
Verklw. uurke
oer (Q113p Heerlen)
|
handvat
III-2-1
|
29938 |
handvat van de troffel |
handvat:
haŋk˲vat (Q113p Heerlen)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|