28548 |
honingweide |
honingwei:
hūneŋwej (Q113p Heerlen)
|
Plaats waar veel honinggevende planten staan. [N 63, 49; Ge 37, 80; monogr.]
II-6
|
28683 |
honingzeef |
honingzeef:
huǝneŋzēf (Q113p Heerlen)
|
Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.]
II-6
|
28668 |
honingzemerij |
honingzemerij:
huǝneŋzēmǝrej (Q113p Heerlen)
|
Honingverwerkingsbedrijf. Bedrijf waar de ruwe honing door persen, zeven en zuiveren tot eetbare honing wordt gemaakt. Veelal is er sprake van een coōperatief verband van bijenhouders. [N 63, 117; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
heujer (Q113p Heerlen),
heut (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
huit (Q113p Heerlen),
kop:
a gene kop (Q113p Heerlen),
kop (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
köp (Q113p Heerlen),
ich schloan dich op der...
kop (Q113p Heerlen)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] || voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
aardappel:
erpel (Q113p Heerlen),
bolles:
bulles (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
bölles (Q113p Heerlen),
gevreet:
gevrèèt (Q113p Heerlen),
karoet:
karoët (Q113p Heerlen),
kobbes:
koeëbes (Q113p Heerlen),
waterkop:
waterkop (Q113p Heerlen)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
schachtventilator:
[schacht]vɛntǝlātǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoekje:
kopdeukschke (Q113p Heerlen),
plag:
plak (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
plaggetje:
plekschke (Q113p Heerlen)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
flubbes:
flöbbes (Q113p Heerlen),
hoofdkaas:
heut kies (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
heutkies (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
hø̄tkiəs (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
Verklw. heutkieëske
heutkieës (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] || Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] || hoofdkaas [SGV (1914)] || Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] || zult || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (Q113p Heerlen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24344 |
hoofdluis |
grieks, een:
griekse (mv.) (Q113p Heerlen),
kiem:
kiemme (mv.) (Q113p Heerlen),
luis:
loes (Q113p Heerlen),
afwijkend van Veldeke
luus (Q113p Heerlen),
afwijkend van Veldeke Additie bij vraag 12a: slim (in tegenstelling tot loes = luis)
loeës (Q113p Heerlen),
afwijkend van Veldeke gerekte oe-klank in tegenstelling met loe?s = slim
loes (Q113p Heerlen),
poes:
pose (mv.) (Q113p Heerlen)
|
luis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|