33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
hoofd:
heut (Q113p Heerlen),
hoofd moes:
heut moos (Q113p Heerlen),
kool:
koel (Q113p Heerlen)
|
[N Q (1966)] [SGV (1914)]
I-7
|
28000 |
koolbank |
kolenbank:
koalǝbaŋk (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
kolenbankje:
koalǝbɛŋkskǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Een koollaag bestaat in de regel uit verschillende bankjes kool die onderling gescheiden zijn door laagjes steen of doorgroeid gesteente. Langs deze gelaagdheid laat de kool los. [N 95, 476; monogr.]
II-5
|
28014 |
koolfront |
kolenfront:
koalǝfront (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
kǭǝlǝfrǫnt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zwartberg, Waterschei]),
koolfront:
kǫǝlfrǫnt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De zijde in de lengterichting van de pijler die in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. [N 95, 474; monogr.; N 95, 398; Vwo 432]
II-5
|
28393 |
koolgruis |
gries:
gres (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
gruis:
grȳs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
),
kolengries:
kǭǝlǝgres (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
koolgries:
koalgres (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
mascherang:
mažǝraŋ (Q113p Heerlen),
pof:
puf (Q113p Heerlen [Domaniale])
|
Koolgruis. Jongeneel (pag. 42/49) maakt onderscheid tussen "mascherang" en "pof". Met de eerste term duidt hij kolengruis met grote stukken aan, met de tweede kolengruis met kleine stukken. Zie ook de lemmata Stukkool en Schachtkool. [N 95, 465; monogr.]
II-5
|
27997 |
koollaag |
flöz:
flø̜ts (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
kolenflöz:
koalǝflø̜ts (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
kolenlaag:
koalǝlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
kǭǝlǝlǫǝx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
laag:
ǫǝx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma])
|
[N 95, 186; N 95, 472; monogr.]
II-5
|
24192 |
koolmees, mees |
bijenmeesje:
bijjemiske (Q113p Heerlen),
béjemeeske (Q113p Heerlen),
iedere mees = beejemiske
beejemiske (Q113p Heerlen),
koolmees:
koalmeeës (Q113p Heerlen)
|
Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)] || mees [SGV (1914)] || mees, koolmees
III-4-1
|
28097 |
koolploeg, koolschaaf |
kolenploeg:
koalǝplōx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
kǭǝlǝplōx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zwartberg, Waterschei]),
kolenschaaf:
kǭǝlǝšāf (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
schaafploeg:
šāfplōx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Julia])
|
Toestel voor het losmaken en laden van steenkool. De koolploeg snijdt en breekt de steenkool los en stuwt die opzij in een transporteur die onmiddellijk naast de koolploeg ligt. De transporteur dient niet alleen voor de afvoer van de kolen, maar ook als geleiding voor de koolploeg om de ploeg op zijn plaats te houden en tegen de steenkoolwand te drukken. Telkens na het voorbijgaan van de ploeg moet de transporteur weer verder naar het koolfront worden geschoven. Daartoe dienen persluchtcylinders, die om de vijf a zes meter aan de transporteur zijn bevestigd en achtereenvolgens worden bediend. De "PF 0" die men in de mijnen van Winterslag en Waterschei gebruikt, is volgens de invuller uit Q 3 een "Schnellhobel" met een snelle kettingtransporteur; de "PF I" en "PF II" daarentegen zijn langzamere typen met een brede kettingtransporteur. "PF" is een afkorting voor Panzerförderer. [N 95, 597; N 95, 599; monogr.; Vwo 379; Vwo 673; Vwo 718]
II-5
|
28098 |
koolploegmotor |
aandrijfmotor:
ādrīfmōtǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
schaafmotor:
šāfmōtǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau l-IV)]
[Maurits])
|
De motor van de schaafploeg. De opgave "to-ramul" uit Q 35 verwijst naar een speciale manier van aandrijving van de schaafploeg. Daarbij brengt een elektromotor via een vloeistofkoppeling en tandwielkast de ramulkast in beweging, die op haar beurt, na bekrachtiging door lucht, voor de schaafkettingaandrijving zorgt. Met deze uitvoering kan de schaafsnelheid onafhankelijk van de transporteur worden geregeld (MBK III pag. 33). [N 95, 605a]
II-5
|
28013 |
koolpost |
kolenpost:
koalǝpos (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
kǭǝlǝpǫs (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Werkpunt aan het koolfront. [N 95, 473; monogr.]
II-5
|
21016 |
koolraap |
konrabel:
WBD/WLD
kórráábəl (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)]
I-7
|