23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
kruusefieks (Q113p Heerlen),
kruutsefîêks (Q113p Heerlen),
krütsefieks (Q113p Heerlen),
heergod:
Herrgott (Q113p Heerlen),
kruis:
kruts (Q113p Heerlen),
kruu.ts (Q113p Heerlen),
kruuts (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
krüts (Q113p Heerlen),
kruisbeeld:
krütsbild (Q113p Heerlen)
|
Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
kroesch6l (Q113p Heerlen),
kroeschel (Q113p Heerlen),
krooesjel (Q113p Heerlen),
Ak. Kroschel, Kruschel
kroøͅsjel (Q113p Heerlen)
|
[DC 13 (1945)]kruisbes
I-7
|
28432 |
kruisen |
kruisen:
krȳsǝ (Q113p Heerlen),
quer zetten:
kwęǝr zętǝ (Q113p Heerlen)
|
De spijlen op verschillende hoogtes kruisvormig in de korf steken. Het aanbrengen van spijlen in de bisschopskorf en zwanehals kan men alleen door middel van kruisspijlen. In andere gevallen brengt men ze aan om de korfdoek bol te spannen. [N 63, 7b]
II-6
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisdag:
krytzda:ch (Q113p Heerlen)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
kruisspin:
afwijkend van Veldeke
kruusschpin (Q113p Heerlen)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
28989 |
kruissteek |
kruisstreek:
krytsštriǝk (Q113p Heerlen)
|
Steek waarbij de draad kruislings komt te liggen. Volgens Van Dale (s.v. ø̄kruissteekø̄) gelijk aan de flanelsteek. Zie ook het lemma ɛflanelsteekɛ. Volgens informanten gebruikt men deze steek om de naad plat af te werken (L 163), voor de zoom van mantels of dikke stof (L 298a), om de zoom vast te zetten (L 299) en om iets vast te maken aan de binnenkant (K 353). Zie afb. 36.' [N 59, 64; N 62, 15c; N 62, 16a]
II-7
|
30134 |
kruisverband |
kruisverband:
kryts˲vǝrbant (Q113p Heerlen),
kryts˲vǝrbaŋk (Q113p Heerlen)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij muren dikker dan een halve steen. Zie ook afb. 39. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, strek, strek; tweede laag: koppenlaag; derde laag: drieklezoor, strek, strek, strek, enz. (Westra, pag. 19). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24d; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
26823 |
kruiwagen |
kruikar:
krōu̯kar (Q113p Heerlen),
schubkar:
šupkar (Q113p Heerlen),
schurgskar:
šørǝxskar (Q113p Heerlen)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|
34641 |
kruiwagenberrie |
bomen:
bø̄m (Q113p Heerlen)
|
Elke van de twee lange draagbomen. Aan de voorzijde zijn de twee berries verbonden met de as van het kruiwagenwiel. Aan de andere kant van de berries bevinden zich de handvaten. Bij de meeste kruiwagens kunnen op de berries zijwanden geplaatst worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Bij de bakkruiwagen zijn deze zijwanden vast, en bij de scheienkruiwagen komen ze niet voor. Onderaan de berries bevinden zich de poten van de kruiwagen. [N 18, 98c + 99 + add; N G, 53a; JG 1a; JG 1b; RND 129; monogr.]
I-13
|
29960 |
kruizeel |
help:
hɛlǝp (Q113p Heerlen)
|
Van touw of leer vervaardigde band waarmee kruiwagens omhoog worden gehouden tijdens het kruien. De lussen aan de uiteinden van het kruizeel worden daarbij om de handvatten van de burries bevestigd terwijl het middenstuk kruisvormig over de rug of ook enkel om de hals wordt gelegd. [N 30, 22c; monogr.]
II-9
|