19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
beestachtig:
bieësechtig (Q113p Heerlen),
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
bîesèchtich (Q113p Heerlen),
beestig:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
bîestich (Q113p Heerlen),
vies:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
vīēs (Q113p Heerlen)
|
beestachtig || met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
bof:
bŏf (Q113p Heerlen),
bóf (Q113p Heerlen),
hap:
Verklw. hepke
hap (Q113p Heerlen)
|
hap || hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
kietsje:
kietske (Q113p Heerlen),
spietje:
(korte heldere i).
sjpietje (Q113p Heerlen)
|
beetje, een weinig
III-4-4
|
18536 |
bef |
bef:
bef (Q113p Heerlen)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begierlig (Q113p Heerlen),
reizend (du.):
rèèjtsənt (Q113p Heerlen)
|
begeerlijk [SGV (1914)] || de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18993 |
begeerte |
geer:
gīēr (Q113p Heerlen)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18885 |
begeren |
gaarne haan:
geer han (Q113p Heerlen),
verlangen:
sjtèèrk-vərlángə (Q113p Heerlen)
|
begeren || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begärig (Q113p Heerlen),
bəgīērich (Q113p Heerlen),
happig:
heppetig (Q113p Heerlen),
hitsig:
hitzig (Q113p Heerlen)
|
begeerig [SGV (1914)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27614 |
begin van de dienst |
aanvangschicht:
ānvaŋšix (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
āvaŋšix (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Julia])
|
Uit de antwoorden blijkt dat men de woordtypen als "beginschicht" en "begin van de schicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 119; monogr.]
II-5
|
25559 |
beginnen te rijzen |
loskomen:
loskōmǝ (Q113p Heerlen),
opgaan:
opgoa (Q113p Heerlen),
werken:
werkǝ (Q113p Heerlen)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|