25391 |
niet goed gebroeid |
verbroeid:
vǝrbrø̄t (Q113p Heerlen)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
21654 |
niet gunnen |
aanhouden:
Opm. bij afmijnen.
ze wäed aagehŏwe (Q113p Heerlen),
intrekken:
ze wäed igetrokke (Q113p Heerlen),
ophouden:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
is ōōpgehouwe (Q113p Heerlen)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18801 |
niet helder van geest |
simpel:
sumpəl (Q113p Heerlen)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
niet goed genoeg bloeden:
(het varken heeft) nēt gōt gǝnōx gǝblōwt (Q113p Heerlen)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
neet pàssə (Q113p Heerlen),
pronsen:
WNT: prons, Afl. pronsen niet passen, niet goed sluiten, van kleedingstukken. Vgl. pronselen.
prósjə (Q113p Heerlen)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
nog niet proper:
nòch neet praoəpər (Q113p Heerlen),
onproper:
onpraoəpər (Q113p Heerlen)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
niemes:
nîêməs (Q113p Heerlen),
niksnutter:
nĭĕksnöttər (Q113p Heerlen),
onnutterd:
ónnöttərt (Q113p Heerlen)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
jong licht:
jónk leech (Q113p Heerlen),
nieuw licht:
neuij leegh (Q113p Heerlen),
neuj leeg (Q113p Heerlen),
nieuwe maan:
nujje moan (Q113p Heerlen),
oud licht:
oat leeg (Q113p Heerlen)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || nieuwe maan [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
nuijoar (Q113p Heerlen),
nöjaor (Q113p Heerlen),
nieuwjaarsdag:
nuijoasjdaag (Q113p Heerlen)
|
Nieuwjaar. || Nieuwjaarsdag. || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
19052 |
nieuws |
nieuwigheid:
#NAME?
neujigheed (Q113p Heerlen),
nieuws:
neuits (Q113p Heerlen),
nöjts (Q113p Heerlen)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|