22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
ouwejaorsjavond (Q113p Heerlen),
ouwejaosjaovent (Q113p Heerlen),
ouwejôôrsovent (Q113p Heerlen),
(let wel: in t Heerlens oa; elders ao - idem goa = gaan).
ouwejoasjoavent (Q113p Heerlen),
oudjaarsavond:
aodjoarsoavend (Q113p Heerlen),
ōdjōāsjōāvend (Q113p Heerlen),
silvester:
Silvester (Q113p Heerlen),
silvesteravond:
silvesteraovent (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
silvesterōāvend (Q113p Heerlen),
Silvèsteroavent (Q113p Heerlen),
(eig. ôôvent - een o met a-achtige naslag).
silvèsteraovent (Q113p Heerlen)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] || Oudejaarsavond. [N 06 (1960)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
ouwejaorsjdaag (Q113p Heerlen),
ouwejôôrsdaag (Q113p Heerlen),
oͅwəjoͅəsjdāx (Q113p Heerlen),
oudjaar:
aodjoar (Q113p Heerlen),
aoth joar (Q113p Heerlen),
ōͅtjoͅər (Q113p Heerlen)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaar. || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20292 |
ouderdom |
ouder:
ouwer (Q113p Heerlen)
|
ouderdom [SGV (1914)]
III-2-2
|
20328 |
ouderlijk huis |
oudershuis:
ouwesjhoes (Q113p Heerlen)
|
vaderhuis
III-2-2
|
20229 |
ouders |
ouden, de -:
ouwwen?? (Q113p Heerlen),
ouders:
ouwersch (Q113p Heerlen),
ouwesj (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
ouwelui:
ouwlüj (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] || ouwelui
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
ouwerwets (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
29896 |
oudhollandse pan |
dakpan:
dākpan (Q113p Heerlen),
ouderwetse pan:
ǫwǝrwɛtsǝ pan (Q113p Heerlen)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
25501 |
oven waarbij men in dezelfde ruimte stookt en bakt |
oven:
oavǝ (Q113p Heerlen)
|
De woordtypen "bakhuis", "burenoven", "veldoven", "ovenschap", "leemoven", "boerenoven" duiden op een oven in een bakhuis of op het bakhuis zelf. Moderner van vorm zijn de königswinteroven, ijzeren oven, kookoven, oliestookoven, heteluchtoven. De respondent van L 291 merkt op dat de königswinteroven in gebruik kwam vanaf 1915. [N 29, 1b; monogr.]
II-1
|
25504 |
ovendeur |
deur:
dȳr (Q113p Heerlen)
|
Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.]
II-1
|
25514 |
ovenkrabber |
rochelijzer:
roaxǝlīzǝr (Q113p Heerlen)
|
Werktuig, meestal van ijzer, om het vuur in de oven te verspreiden. Vergelijk het lemma ''werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald''. Zie afb. 11. [N 29, 8b; N 29, 6; LB 2, 218; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|