23285 |
paus |
papst (du.):
Hgd. Papst
paaps (Q113p Heerlen)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
30752 |
pausdot |
pausstekje:
pǫwsštɛkškǝ (Q113p Heerlen)
|
Een tot een propje gebonden lapje van poreuze stof, gevuld met fijn houtskool of krijtwit, dat gebruikt wordt bij het doorstuiven van paustekeningen. [N 67, 86e]
II-9
|
30748 |
pausen |
pausen:
pǫwzǝ (Q113p Heerlen)
|
Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a]
II-9
|
30750 |
pausnaald |
priknaald:
preknǫlt (Q113p Heerlen)
|
Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c]
II-9
|
30749 |
paustekening |
paustekening:
paustekening (Q113p Heerlen)
|
Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b]
II-9
|
34558 |
pauw |
pauw:
pǫu̯ (Q113p Heerlen)
|
I-12
|
28785 |
peau de pÊche |
peau de pêche:
po dǝ pęš (Q113p Heerlen)
|
Katoenen weefsel, imitatie van peau de suède. [N 62, 91]
II-7
|
33562 |
peen, wortel |
moren:
Nb. (lange oe). mv.; verkl.w.: moere; muerke. De ou moer, schertsend voor de oude vent (zie sjwaat en plaat)
moer (Q113p Heerlen)
|
peen, wortelen
I-7
|
33492 |
peer, soorten |
bungeltje:
zeker soort van kleine bijzonder zoete peren
bungelkes (Q113p Heerlen),
klomppeer:
klompbier (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
kreetspeer:
kréètsbier (Q113p Heerlen),
stieling:
stieling (Q113p Heerlen)
|
zeker soort peer
I-7
|
20414 |
peetoom |
patenonk:
patenonk (Q113p Heerlen),
paternonk:
paternonk (Q113p Heerlen),
peter:
paiter (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
pèëter (Q113p Heerlen),
peteren:
pêtərə (Q113p Heerlen),
peternonk:
pèëternonk (Q113p Heerlen),
pêternoonk (Q113p Heerlen)
|
peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|