27681 |
portier |
portier:
portēr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
pǝrtēr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.]
II-5
|
27682 |
portiersloge |
markenboede:
markǝbuwt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I]),
penningenboede:
pɛneŋǝbuwt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ruimte waar de portier zich bevindt. Uit de woordtypen "penningcontrole", "penningenboede" en "markenboede" blijkt dat de portier ook soms de dienstpenningen uitgaf. [N 95, 4]
II-5
|
29990 |
portlandcement |
portlandcement:
pǫrtlant[cement] (Q113p Heerlen)
|
Cementsoort, bestaande uit ca. 60% kalk, 20% kiezelzuur, 5% ijzeroxyde en 15% leem. Het dankt zijn naam aan de overeenkomst in kleur met de grijze Portlandsteen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(cement)' het lemma 'Cement'. [N 30, 35b]
II-9
|
21203 |
postbode |
briefdrager:
Briefträger (Q113p Heerlen),
brievendrager:
breevədrêêgər (Q113p Heerlen),
facteur (fr.):
faktûur (Q113p Heerlen),
post:
poͅs (Q113p Heerlen),
pòs (Q113p Heerlen)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
postelein (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
21141 |
postkoets |
postkoets:
pòskŏĕtsj (Q113p Heerlen)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21207 |
postzegel |
kopje:
köpkə (Q113p Heerlen),
postzegel:
pòszîêgəl (Q113p Heerlen)
|
het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33171 |
poten |
planten:
plantǝ (Q113p Heerlen),
poten:
poátǝ (Q113p Heerlen)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
afsnijden:
āfšni-jǝ (Q113p Heerlen)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
pòllôet (Q113p Heerlen)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|