28653 |
raathoning, tafelhoning |
raathoning:
rāthuǝneŋ (Q113p Heerlen)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (Q113p Heerlen),
raone (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
roane (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
roaë (Q113p Heerlen),
rooë (Q113p Heerlen)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
30655 |
radiatorkwast |
radiatorkwast:
radijātǫrkwas (Q113p Heerlen)
|
Platte kwast waarvan de haarbundel gevat is in een ijzeren bus die onder een hoek van ongeveer 450 aan de steel bevestigd is. De kwast wordt gebruikt voor het schilderen van radiatoren. [N 67, 43c]
II-9
|
33577 |
radijs |
radijs:
radies (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
radijs
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
ráádĭĕjoo (Q113p Heerlen)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32189 |
radmaker |
ramaker:
ramē̜kǝr (Q113p Heerlen)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
rafel:
raffel (Q113p Heerlen),
rafǝl (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW]
II-7, III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raffele (Q113p Heerlen),
rafǝlǝ (Q113p Heerlen),
ruffele (Q113p Heerlen),
ruffələ (Q113p Heerlen),
ruffelen:
røfǝlǝ (Q113p Heerlen),
uitrafelen:
oetrafele (Q113p Heerlen),
oetruffele (Q113p Heerlen),
uitruffelen:
ūtrøfǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || rafelen [SGV (1914)] || uitrafelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
ragebol:
ragebol (Q113p Heerlen),
spinnenkop:
sjpinnekop (Q113p Heerlen),
Veldeke
sjpinnekop (Q113p Heerlen),
spinnenkwast:
voor spinrag
sjpinnekwas (Q113p Heerlen),
stubber:
sjtubber (Q113p Heerlen),
štøbər (Q113p Heerlen)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || raagbol [SGV (1914)] || ragebol || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
rààgou (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|