21332 |
samenspannen |
houden:
houwə (Q113p Heerlen),
samenspannen:
sááməsjpànnə (Q113p Heerlen)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (Q113p Heerlen),
sendaal (Q113p Heerlen)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
WBD/WLD
zàf (Q113p Heerlen)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
saft:
WBD/WLD
zàf (Q113p Heerlen),
vruchtensaft:
WBD/WLD
vruchtəzàf (Q113p Heerlen)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
20928 |
sappig |
vers:
vieës (Q113p Heerlen),
zaftig:
saeftig (Q113p Heerlen)
|
sappig [DC 26 (1954)]
III-2-3
|
28797 |
satijn |
satijn:
satīn (Q113p Heerlen)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
30650 |
satijnkwastje |
satijnkwast:
satīnkwas (Q113p Heerlen)
|
Kleine soort glaceerkwast die bij het nabootsen van mahoniehout wordt gebruikt voor het invegen van de bloem. [N 67, 40]
II-9
|
28798 |
satinet |
satinet:
satinet (Q113p Heerlen)
|
Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW]
II-7
|
21028 |
saus |
saus:
saoz (Q113p Heerlen)
|
saus [RND]
III-2-3
|
19572 |
sauslepel |
sauslepel:
sauseléëpel (Q113p Heerlen),
sauslepel
sŏsläepel (Q113p Heerlen)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|