34189 |
uiterontsteking, mastitis |
udderontsteking:
ødǝrontštē̜keŋ (Q113p Heerlen)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
eropuit gaan:
dróp ōētgaoə (Q113p Heerlen),
gaan:
gaoə (Q113p Heerlen),
op de zuip gaan:
op dər zōēp gaoə (Q113p Heerlen)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sprongen:
šprøŋk (Q113p Heerlen)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
24996 |
uitgieten |
inschudden:
(inschenken).
isjöddə (Q113p Heerlen),
uitschudden:
(wegdoen).
ōētsjöddə (Q113p Heerlen)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17854 |
uitglijden |
uitschampen:
oetschampe (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21386 |
uithoren |
uithoren:
ōēthûurə (Q113p Heerlen),
uitvissen:
ōētvösjə (Q113p Heerlen),
uitvragen:
oetvroage (Q113p Heerlen),
vissen:
vgl. Sittard Wb. (pag. 471): vösje, vissen.
vösjə (Q113p Heerlen)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] || uitvorschen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28481 |
uitkomen van het broed |
aanbijten:
ābiǝtǝ (Q113p Heerlen)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
ōētlék (Q113p Heerlen)
|
het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
erklren (du.):
erkliere (Q113p Heerlen),
uitleggen:
oetlekke (Q113p Heerlen),
ōētlĕĕGGə (Q113p Heerlen),
ūtlęgǝ (Q113p Heerlen),
wijder maken:
wi-jǝr mākǝ (Q113p Heerlen)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] || verklaren [SGV (1914)]
II-7, III-3-1
|
18311 |
uitneembaar frontje |
vestje:
veske (Q113p Heerlen)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|