30332 |
vensterluiken |
slagen:
šlē̜x (Q113p Heerlen),
vensterslagen:
venstǝršlējx (Q113p Heerlen
[(enkelvoud: venstǝršlāx)]
),
venstǝršlē̜x (Q113p Heerlen)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
29898 |
ventilatiepan |
ventilatiepan:
vɛntǝlāsipan (Q113p Heerlen)
|
Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a]
II-8
|
25074 |
veranderen |
ndern (du.):
èndərə (Q113p Heerlen),
veranderen:
vərèndərə (Q113p Heerlen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27646 |
verbandkamer |
verbandboede:
vǝrbantbuwt (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
verbandkamer:
verbandkamer (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
vǝrbantkāmǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
verbandpost:
verbandpost (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
27647 |
verbandmeester |
verbandmeester:
verbandmeester (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
29894 |
verbeterde pan |
kantpan:
kaŋkpan (Q113p Heerlen),
verbeterde pan:
vǝrbē̜tǝrdǝ pan (Q113p Heerlen)
|
Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.]
II-8
|
21433 |
verbeuzelen |
verbreuzelen:
vərbreuzələ (Q113p Heerlen)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
vərbingə (Q113p Heerlen)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25618 |
verbranden |
verbranden:
vǝrbręnǝ (Q113p Heerlen)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
begaden:
bəgààjə (Q113p Heerlen),
der neven houwen:
dər-nêêvə-hòwwə (Q113p Heerlen),
kloten:
klôetə (Q113p Heerlen),
kullen:
köllə (Q113p Heerlen),
mislukken:
mislökkə (Q113p Heerlen),
niet lukken:
nit-lökkə (Q113p Heerlen),
verbruien:
verbrüje (Q113p Heerlen),
vərbröjjə (Q113p Heerlen),
verknoeien:
vərknójjə (Q113p Heerlen)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|