18143 |
bochel |
hoge rug:
hoeëge ruk (Q113p Heerlen),
pokkel:
poekel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
pøkkel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
28117 |
bochtstuk |
bocht:
box (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
krommer:
krømǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308]
II-5
|
21864 |
bod |
bod:
bót (Q113p Heerlen)
|
de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29573 |
bodem |
bodem:
bǭm (Q113p Heerlen)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
21300 |
boek |
boek:
book (Q113p Heerlen)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
24569 |
boeket |
struis:
sjtroes (Q113p Heerlen),
wis:
WBD/WLD
wösj (Q113p Heerlen)
|
Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] || ruiker
III-4-3
|
34105 |
boekpens |
blättermaag:
blɛtǝrmāx (Q113p Heerlen),
boek:
bōk (Q113p Heerlen),
koningskop:
kø̄nǝŋskǫp (Q113p Heerlen)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bōkǝs (Q113p Heerlen),
bōkǝt (Q113p Heerlen),
ekkige:
ekkige (Q113p Heerlen)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
(bokesschfrüfke).
bokeskook (Q113p Heerlen)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
boenwas (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|