18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verschtøkt (Q113p Heerlen)
|
verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
28666 |
versuikeren |
kristalliseren:
krestalizērǝ (Q113p Heerlen)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
32577 |
verteerde mest |
korte mest:
kótǝ [mest] (Q113p Heerlen)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
30109 |
vertinborstel |
plets:
plɛtš (Q113p Heerlen),
schouw(e)stek:
šǫwǝštɛk (Q113p Heerlen),
vertinplank:
vǝrtenplaŋk (Q113p Heerlen)
|
Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.]
II-9
|
19304 |
vertrouwen |
trouwen:
trówwə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
vertrouwen:
vərtrówwə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
34290 |
vertuieren |
wegspannen:
wɛxšpanǝ (Q113p Heerlen)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
21653 |
vervaldag |
vervaldag:
vervaldaag (Q113p Heerlen)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
rèmplàsàng (Q113p Heerlen)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19012 |
verveeld |
verveeld:
verveld (Q113p Heerlen)
|
verveeld
III-1-4
|
18928 |
vervelend werk |
fiemelswerk:
fĭĕməlswérk (Q113p Heerlen),
piemelswerk:
pĭĕməlswérk (Q113p Heerlen)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|