21268 |
volk (mensen) |
lui:
lyj (Q113p Heerlen)
|
volk [RND]
III-3-1
|
21533 |
volk (natie) |
natie:
nāsjə (Q113p Heerlen),
nation (du.):
nātsijūən (Q113p Heerlen),
volk:
voͅlk (Q113p Heerlen)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
25201 |
volle maan |
volle maan:
volle moan (Q113p Heerlen),
volle mond (du.):
vòllə mònt (Q113p Heerlen)
|
schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28292 |
volle wagen |
volle:
volǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zolder]),
vǫlǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
volle wagen:
vǫlǝ wān (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
[N 95, 673b; monogr.]
II-5
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
biǝr (Q113p Heerlen),
bīr (Q113p Heerlen)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
uitgewassen:
ōētgəwássə (Q113p Heerlen),
volwassen:
vólwássə (Q113p Heerlen)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
26529 |
vonderbalk, pasbrug |
vonderbalk:
vonderbalk (Q113p Heerlen)
|
De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22]
II-3
|
20174 |
voogd |
momber:
veroud.
momber (Q113p Heerlen),
voogd:
vooch (Q113p Heerlen),
vóócht (Q113p Heerlen),
voormonder:
vûûrmungər (Q113p Heerlen),
vürmunger (Q113p Heerlen),
vgl Du. Vormund voogd
vuermunger (Q113p Heerlen)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)] || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
kloten:
kloeëte (Q113p Heerlen),
kullen:
kulle (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
köllə (Q113p Heerlen),
neuken:
neùke (Q113p Heerlen),
verneuken:
vərnêûkə (Q113p Heerlen),
wekken:
wèkkə (Q113p Heerlen)
|
een poets bakken || foppen || op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
wichtige:
wĭĕchtichə (Q113p Heerlen)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|