19563 |
borrelglaasje |
drupje:
dröpke (Q113p Heerlen),
schnapsglaasje:
borrel
sjnabsgläeske (Q113p Heerlen)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19497 |
borstel |
borstel:
buschtel (Q113p Heerlen),
buschtəl (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
Verklw. busjtelke
busjtel (Q113p Heerlen),
kwast:
Verklw. kweske
kwas (Q113p Heerlen)
|
borstel [DC 15 (1947)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19929 |
borstelen |
afrossen:
afrossen (Q113p Heerlen)
|
borstel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
borstel:
buschtel (Q113p Heerlen),
pinhaar:
pinhaor (Q113p Heerlen)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30171 |
borstelwerk |
borstelwerk:
bøštǝlwęrǝk (Q113p Heerlen),
kwispelwerk:
kwespǝlwęrǝk (Q113p Heerlen)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
17631 |
borsten |
borsten:
brôs (Q113p Heerlen),
borstwerk:
brôswerk (Q113p Heerlen),
memmen:
memme (Q113p Heerlen),
tetten:
tette (Q113p Heerlen),
tieten:
tiete (Q113p Heerlen)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bros (Q113p Heerlen),
brost (Q113p Heerlen),
brós (Q113p Heerlen),
borstkas:
bróskàs (Q113p Heerlen)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
brōsnęt (Q113p Heerlen)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borststuk:
brōsštøk (Q113p Heerlen)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
Mannen.
borstrok (Q113p Heerlen)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|