18654 |
cape |
cape (eng.):
Zie ook pellerien.
kieëp (Q113p Heerlen),
pelerine (<fr.):
Zie ook kieëp.
pellerien (Q113p Heerlen)
|
cape
III-1-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (Q113p Heerlen),
kapoets:
kalleboets (Q113p Heerlen)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22828 |
carnaval |
carnaval:
Zie ook: vasteloavend.
carneval (Q113p Heerlen)
|
Carnaval.
III-3-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
vastelavondsoptocht:
vastəloͅəvəsptx (Q113p Heerlen)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
castagnetten:
kastanjeͅtə (Q113p Heerlen)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
snijden:
šnii̯ǝ (Q113p Heerlen)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60]
I-9
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
cavaljee (Q113p Heerlen)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
18431 |
ceintuur |
band:
band (Q113p Heerlen),
ceintuur:
ceintuur (Q113p Heerlen),
gordel:
[<du. gürtel, rk]
guedel (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28448 |
cel |
cel:
cel (Q113p Heerlen)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmɛnt (Q113p Heerlen)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|